Zedenzaken, steeds een delicate evenwichtsoefening: De vrijspraak in het balancetonbar dossier.

Op 29 januari 2025 velde de Brusselse correctionele rechtbank een opvallend vonnis in een zedenzaak waarbij een barman van café Le Waff werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de beklaagde vrij omdat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat er geen toestemming was gegeven. Dit vonnis heeft een breed maatschappelijk debat op gang gebracht over de moeilijkheid van bewijsvoering in zedenzaken en de rol van het vernieuwde Belgische seksueel strafrecht. Daarnaast roept de zaak belangrijke vragen op over de invloed van sociale media en publieke opinie op gerechtelijke procedures.

De moeilijke bewijsvoering in zedenzaken

Zedenzaken behoren tot de meest complexe en gevoelige dossiers binnen het strafrecht. Dit komt door de aard van het misdrijf: meestal zijn er slechts twee personen aanwezig, waardoor de bewijslast hoofdzakelijk steunt op tegenstrijdige verklaringen. Anders dan bij misdrijven zoals diefstal of moord, is er vaak geen fysiek bewijs of zijn er geen objectieve getuigen die de gebeurtenissen ondubbelzinnig kunnen reconstrueren.

De rechtbank baseert zich dan op medische rapporten, psychologische evaluaties, chatberichten, camerabeelden (indien beschikbaar) en vooral de geloofwaardigheid van de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte. Een fundamenteel principe binnen het strafrecht is dat iemand alleen veroordeeld kan worden als zijn of haar schuld zonder redelijke twijfel kan worden aangetoond (in dubio pro reo). Bij twijfel over de feiten kan de rechtbank geen veroordeling uitspreken.

In deze zaak kon niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat er sprake was van verkrachting, omdat de vraag over toestemming niet eenduidig kon worden beantwoord. Dit leidde tot een vrijspraak – niet omdat de rechter overtuigd was van de onschuld van de verdachte, maar omdat er onvoldoende juridisch bewijs was voor een veroordeling.

Toestemming als centraal principe in het seksueel strafrecht

Sinds de hervorming van het Belgische seksueel strafrecht in 2022 staat het concept van toestemming centraal bij de beoordeling van seksueel misbruik. Artikel 417/5 van het Strafwetboek bepaalt dat seksuele handelingen alleen wettelijk zijn als er sprake is van toestemming die uit vrije wil is gegeven. Toestemming mag niet worden afgeleid uit passiviteit of de afwezigheid van verzet. Bovendien kan toestemming op elk moment worden ingetrokken, zowel voor als tijdens de seksuele handeling.

De wet stelt daarnaast situaties vast waarin er per definitie geen toestemming kan zijn:

  • Wanneer het slachtoffer zich in een kwetsbare toestand bevindt als gevolg van angst, intimidatie, alcohol, drugs of een andere substantie die de vrije wil beïnvloedt.
  • Wanneer er sprake is van dwang, fysiek of psychisch geweld, bedreiging, verrassing of list.
  • Wanneer het slachtoffer bewusteloos of slapend is.

Deze wetgeving beoogt slachtoffers beter te beschermen en seksuele autonomie te waarborgen. Toch blijft het in de praktijk vaak moeilijk om objectief vast te stellen of er toestemming werd gegeven. Dit wordt extra complex wanneer alcohol of andere verdovende middelen een rol spelen.

Alcohol en toestemming: een juridische en praktische uitdaging

Een kernvraag in deze zaak was of het slachtoffer nog in staat was om toestemming te geven, gezien de rol van alcohol. De wet is duidelijk: als iemand zodanig onder invloed is dat hij of zij geen vrije wil meer kan uitoefenen, kan er geen sprake zijn van rechtsgeldige toestemming. Maar in de praktijk is het lastig om grenzen te trekken:

  • Hoeveel alcohol moet iemand hebben gedronken om juridisch niet meer in staat te zijn tot toestemming?
  • Hoe kan een tegenpartij objectief inschatten of iemand nog wilsbekwaam is?
  • Wat als beide partijen onder invloed zijn en zich de gebeurtenissen later anders herinneren?

Ook als iemand zwaar onder invloed is, kan diegene nog coherent lijken te praten en handelen. Dit maakt het voor de tegenpartij moeilijk om te beoordelen of de ander nog in staat is tot geldige toestemming. De rechtbank moet alle omstandigheden en getuigenissen afwegen, en bij redelijke twijfel over de toestemming volgt geen veroordeling.

Deze juridische onzekerheid leidt vaak tot vrijspraken in zedenzaken – niet omdat de rechter overtuigd is dat er geen misdrijf is gepleegd, maar omdat het wettelijke bewijs niet sluitend is. Voor slachtoffers is dit pijnlijk; zij kunnen het gevoel krijgen dat hun verhaal niet wordt geloofd of dat gerechtigheid uitblijft.

De impact van sociale media en online lynchpartijen

In onze digitale samenleving oordeelt de publieke opinie vaak sneller dan de rechtbank. Een beschuldiging kan binnen uren viraal gaan, waarbij naam en foto van de verdachte zonder proces breed worden verspreid. Dit leidt regelmatig tot bedreigingen, reputatieschade en zelfs fysiek geweld. Sociale media worden steeds vaker een digitale rechtbank waar nuance verdwijnt en meningen worden gevormd op basis van emotie en verontwaardiging in plaats van feiten en juridisch onderzoek.

De gevolgen van zulke online lynchpartijen zijn verstrekkend en vaak onomkeerbaar. Zelfs vrijgesproken verdachten verliezen soms hun werk, sociale netwerk en mentale welzijn door voorafgaande publieke veroordelingen. Voor velen blijft een levenslange stempel, zelfs na officiële vrijspraak. Dit ondermijnt niet alleen de geloofwaardigheid van het rechtsstelsel, maar ook het principe van ‘onschuldig tot het tegendeel bewezen is’ – een hoeksteen van elke rechtsstaat.

Het rechtssysteem is doelbewust gebaseerd op grondig onderzoek, bewijslast en het recht op verdediging. Wanneer sociale media dit proces inhalen en op basis van verontwaardiging zelf rechtspreken, ontstaat een gevaarlijke situatie waarin gerechtigheid plaatsmaakt voor volkswoede. Hoewel de strijd tegen seksueel geweld essentieel is en slachtoffers alle steun verdienen, mag publieke verontwaardiging het rechtssysteem niet ondermijnen. Een samenleving waarin sociale media de strafmaat bepalen, dreigt af te glijden naar een moderne vorm van eigenrichting, waarbij niemand meer beschermd is tegen ongefundeerde beschuldigingen.

Dit roept een cruciale vraag op: kan het gerecht nog objectief werken als een verdachte door een online lynchpartij al als schuldig wordt beschouwd en gestraft? Als we de rol van sociale media in justitie niet bewaken, dreigen we een wereld te creëren waarin publieke opinie zwaarder weegt dan feiten en rechtszekerheid. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling die om maatschappelijke reflectie vraagt.

Conclusie

De zaak van de barman van café Le Waff toont opnieuw hoe moeilijk het is om in zedenzaken een sluitend oordeel te vellen. Hoewel het Belgische strafrecht duidelijke richtlijnen biedt over toestemming, blijven er veel grijze zones, vooral waar alcohol een rol speelt.

Deze zaak onderstreept het belang van zorgvuldigheid in zowel juridische procedures als publieke discussies. Slachtoffers van seksueel geweld verdienen alle steun en gerechtigheid, maar tegelijk moet worden gewaarborgd dat verdachten een eerlijk proces krijgen zonder voorafgaande veroordeling door de publieke opinie.

De balans vinden tussen deze twee principes blijft een van de grootste uitdagingen van ons hedendaagse rechtssysteem.

Mr. Cop gaf duiding bij deze zaak in Het Laatse Nieuws (link).